Medial coronoid disease (MCD)

‘Medial coronoid disease’, afgekort MCD, is de nieuwe verzamelnaam voor letsels aan de mediale processus coronoideus. Bij MCD komt er een stukje kraakbeen, zeer vaak gecombineerd met het “subchondrale bot”, los van zijn oorspronkelijke plaats op het mediale coronoid. Dit zorgt voor irritatie en ontsteking in het gewricht hetgeen zal leiden tot kraakbeen- en gewrichtsbeschadiging en zo tot artrose.

 

MCD is de meest voorkomende aandoening binnen de groep van elleboogdysplasie. Vroeger werd dit LPC genoemd, de afkorting van losse processus coronoideus. Er is echter niet altijd een los stuk van het mediale coronoid proces, soms is er enkel een barst of fissuur. Vandaar dat men de term veranderd heeft.

 

De diagnose van MCD is vaak erg uitdagend. Uit onderzoek is gebleken dat artroscopie de nauwkeurigste techniek is om een letsel van het mediaal coronoid vast te stellen. Op routine radiografie is het mogelijk dat er in een zeer vroeg stadium nog geen duidelijke afwijkingen te zien zijn. Of soms zijn de afwijkingen zo subtiel dat er slechts een vermoeden gesteld kan worden. Ook in een later stadium baseert men zich op deze secundaire artrose zonder dat het primair letsel zichtbaar is. Dan is er echter reeds schade aan het gewricht hetgeen bij vroege diagnose en behandeling had kunnen voorkomen worden. De prognose na chirurgische behandeling verbetert immers als er nog geen artrose is.

 

Naast radiografie en artroscopie kan de diagnose ook gesteld worden via een CT-scan. Een CT-scan is globaal gevoeliger dan radiografie voor de detectie van MCD omdat er geen superpositie is. Toch denken we bij Heelix dat de combinatie van onze hoog-technologische radiografie in combinatie met een goed klinisch onderzoek (uitgevoerd door een ervaren “rot” als professor Van Ryssen) reeds 95% van de MCD gevallen kan diagnosticeren. De resterende 5% worden bij ons via artroscopie vastgesteld. Bovendien is gebleken uit studies dat ook een CT-scan MCD kan missen terwijl artroscopie 100% diagnostisch is.

 

De behandeling kan aansluitend op de artroscopische diagnose gebeuren en bestaat uit het verwijderen van de losse fragmenten via artroscopie. Voor deze ingreep zijn zeer kleine, maar sterke instrumenten nodig gezien de zeer beperkte ruimte in het gewricht. Ook is jarenlange training en ervaring nodig om de ingreep tot een goed einde te brengen met een betere prognose als gevolg.

 

De exacte oorzaak is nog niet helemaal gekend, maar genetische predispositie of genetische voorbestemdheid speelt een rol. De overerving is echter complex en polygenetisch. Dit houdt in dat er verschillende genen verantwoordelijk kunnen zijn waarvan de meeste een onvolledige penetrantie (niet altijd tot expressie komen om de aandoening te veroorzaken) hebben. Ook trauma, metabole factoren, beweging en voeding spelen een belangrijke rol spelen in het ontwikkelen van deze aandoening.

 

Meestal ontstaan de klachten op een leeftijd tussen 7 en 9 maanden. Soms is het probleem al begonnen op 4 à 5 maanden leeftijd. Vaak merken de eigenaars stijfheid na het opstaan. Doordat deze vroege fase van manken vaak intermitterend is, wordt het regelmatig verward met groeipijnen. Klachten kunnen echter ook pas op latere (volwassen) leeftijd ontstaan. Het manken kan variëren van zeer licht tot zeer erg. Sommige honden die al langere tijd met het probleem rondlopen, kunnen een verminderde plooibaarheid van het ellebooggewricht vertonen, veroorzaakt door secundair artrotische veranderingen.

Atroscopische ingrepen worden bij Heelix uitgevoerd door Professor Bernadette Van Ryssen. Zij staat wereldwijd bekend om haar expertise op vlak van artroscopie.

Maak een afspraak bij Professor Van Ryssen.

Meet the team

Lees onze visie

Boek vlot online

Een afspraak kan u gemakkelijk inboeken via onze online agenda
Maak een afspraak